Verruiming tijdelijke huurovereenkomsten
Het tweede wetsvoorstel betreft een voorstel tot wijzigingen van een aantal wetten naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet. Aan dit wetsvoorstel is in de laatste fase bij amendement een verruiming van het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten toegevoegd. In dit wetsvoorstel wordt namelijk de mogelijkheid gecreëerd om:
- tijdelijke huurovereenkomsten voor een zelfstandige woonruimte af te sluiten voor de duur van maximaal drie jaar in plaats van twee jaar;
- huurovereenkomsten die zijn aangegaan voor minder dan drie jaar bij zelfstandige woonruimte en aangegaan voor minder dan vijf jaar bij onzelfstandige woonruimte, éénmalig deze te verlengen tot respectievelijke drie en vijf jaar met dezelfde geringe huurbescherming.
Dit wetsvoorstel inclusief voormelde verruiming is recent op 10 maart 2021 vastgesteld door de Tweede Kamer en de schriftelijke voorbereiding van de Eerste Kamer is in volle gang. Op 19 april 2021 heeft de Eerste Kamer een voorlopig verslag uitgebracht en wacht nu op een reactie op de vragen en opmerkingen uit het voorlopige verslag. De meeste opmerkingen zien op het feit dat de verruiming van het gebruik van tijdelijke huurovereenkomst een verslechtering van de positie van de huurder kan betekenen.[1]
Het is nu afwachten of de kritische Eerste Kamer instemt met het huidige wetsvoorstel.