Steeds meer twintigers wonen nog thuis, en dat ligt niet alleen aan de woningnood

Woning schaarste

Steeds meer Nederlandse twintigers wonen bij hun ouders thuis.

Altijd aanspraak, een opgeruimd huis en elke dag eten dat klaarstaat: toen Janis Dek (26) begon met haar eerste baan als assistent-gehandicaptenbegeleider vond ze het prima nog even bij haar ouders in Nieuw-Vennep te wonen. Nu, zes jaar later, zit ze er nog steeds, maar een bewuste keuze is het allang niet meer.

Ze zoekt al drie jaar naar een plek voor zichzelf. „Mijn moeder is mijn beste vriendin en ik heb alle vrijheid, maar je moet toch voortdurend rekening met elkaar houden. Mijn ouders eten stipt om vijf uur ’s middags, dus daar plan ik mijn dag omheen. En ik kan niet zomaar vrienden uitnodigen zonder te checken of dat wel uitkomt”, vertelt ze aan de telefoon.

De zoektocht naar een geschikte woning wil nog niet echt vlotten. „Voor een appartement met één slaapkamer zit je in de omgeving van Nieuw-Vennep zo al op 1.300 euro maandelijkse kosten. Ik werk 28 uur per week, bijna fulltime voor mijn functie, en verdien daarmee 1.800 tot 1.900 per maand. Een relatie heb ik niet, dus de huur van een woning moet ik in mijn eentje betalen. Ik zou praktisch niets overhouden.”

Geen schuld
Sinds 2010 stijgt het percentage jongvolwassenen dat nog (of weer) bij hun ouders woont gestaag. Volgens statistiekbureau CBS wonen er nu ruim 850.000 mensen van 20 tot 30 jaar oud bij hun ouders. Dat zijn er 280.000 meer dan in 2010. Ook de leeftijd waarop jongeren in Nederland op zichzelf gaan wonen, is opgelopen. Van 22 jaar in 2008 naar 24,4 jaar in 2020. In die cijfers is ook het effect te zien van de invoering van het leenstelsel voor studenten in 2015.

Maar het leenstelsel en het gebrek aan betaalbare woonruimte zijn niet de enige redenen om langer thuis te wonen, zegt Jan Latten, sociaal demograaf en auteur van het boek Geen paniek. Liefde en geluk in de 21ste eeuw. Ook de veranderde relatie tussen ouders en kinderen speelt daarbij een rol. „Veel ouders en kinderen gaan tegenwoordig met elkaar om als huisgenoten. Een gemiddelde achttienjarige wordt thuis al behandeld als een single. Ze hebben in hun ouderlijk huis een eigen wereldje, met eigen kamer, eigen laptop en telefoon, een eigen tv en soms zelfs eigen diepvriesmaaltijden in de koelkast. Het gezin fungeert zo eigenlijk als een soort woongroep.”

Een hoge huur betalen of thuisblijven en besparen? Voor masterstudent Rogier Vonk (23) was die keuze snel gemaakt. Los van een semester in het Noorse Trondheim heeft hij altijd bij zijn ouders in Utrecht gewoond, vooral om financiële redenen. „Voor een kamer betaal je al snel 400 of 500 euro huur, terwijl ik bij mijn ouders geen kostgeld betaal. Ik ben bezig aan mijn tweede master en studeer dus al een tijdje. Was ik op kamers gegaan, dan had ik nu een torenhoge studieschuld.”

Dankzij het thuiswonen blijft die schuld binnen de perken en heeft hij afgelopen jaar niets bij hoeven lenen. Voorlopig, zegt Vonk, blijft hij dan ook zitten waar hij zit. „Met mijn ouders heb ik een goede band en ik kan gaan en staan waar ik wil. Waarom zou ik niet blijven?” Hij ziet zichzelf pas vertrekken om te gaan samenwonen met een partner of wanneer hij een vaste baan heeft. „Al is het met de huidige huizenmarkt misschien rendabeler om ook dan nog even te blijven zodat ik nog kan sparen.”

Kwart starters stelt samenwonen of kinderen uit door woonsituatie
Flexibel en onzeker
Dat nu een recordaantal twintigers nog thuis woont, komt niet alleen doordat zij later het huis uitgaan. Het gebeurt ook vaker dat twintigers na een tijdje zelfstandig wonen tijdelijk terugkeren. ‘Boemerang-kinderen’ heten zij in de statistieken. Volgens het laatste onderzoek daarnaar van het CBS (2016) keert een kwart van de nestverlaters binnen vijf jaar terug. Sociaal demograaf Latten: „Vroeger ging je uit huis op het moment dat je ging trouwen, en wie eenmaal weg was, kwam niet meer terug. Nu is er geen standaard routekaart meer.”

Voor twintigers van nu zijn dingen als relaties, banen en huisvesting flexibel en onzeker, waardoor ze meer tijd nodig hebben om zichzelf te ontplooien en te onderzoeken wat ze willen. „Als een relatie stukloopt, een studie wordt afgebroken of er niet genoeg financiële middelen zijn, is het geaccepteerder weer tijdelijk bij de ouders te gaan wonen”, zegt Latten.

Zo ook Renée Graveland (25), werkzaam als coördinator bij een cultureel centrum. Na vijf jaar op kamers keerde zij vorig jaar terug naar haar ouderlijk huis in Ede. „Ik had een baan en deed daarnaast de kunstacademie in Maastricht.” Op deze opleiding was ze niet op haar plek. „Ik had geen verbinding met de andere studenten en de sfeer stond mij tegen. Kort door de bocht: werk en studie kostten mij te veel energie in plaats van dat het energie opleverde”, vertelt ze.

Om weer op adem te komen en in alle rust na te denken over haar volgende stap, trok ze tijdelijk weer bij haar ouders in. „Ede ligt centraler in het land. Bovendien zou ik op die manier geen druk voelen doordat ik iedere maand de huur moest ophoesten.”

Maximaal drie maanden was het plan, maar door de hoge huren, het beperkte aanbod van woonruimte en gezondheidsproblemen verloopt de zoektocht naar een eigen appartement of studio moeilijker dan gehoopt. Graveland probeert de situatie van de positieve kant te bekijken. „Als je in je eentje woont, kun je in deze coronatijd makkelijk in een soort isolement verdwijnen, terwijl ik nu ’s avonds altijd terecht kan bij mijn ouders en zusje.”

Flink sparen
Graveland maakte met haar ouders geen financiële afspraken over kost en inwoning, maar draait mee in het huishouden. Ze wast, kookt en doet af en toe de boodschappen. „Die betaal ik dan ook gewoon zelf. Maar over dingen als de energierekening of huur hoef ik me nu even geen zorgen te maken.”

Toch is flink sparen er voor haar nog niet bij. „De culturele sector staat niet bepaald bekend om de goede salarissen”, zegt ze. „Aan het einde van de maand blijft er geld over, maar niet zoveel als ik had gehoopt.”

Janis Dek uit Nieuw-Vennep, die 250 euro kostgeld per maand betaalt, maakt maandelijks zo’n 600 euro over naar haar spaarrekening. „Omdat ik in de coronatijd minder geld uitgeef aan uitjes en etentjes, heb ik inmiddels zo’n 12.000 euro gespaard.” Van dat geld is ze van plan binnenkort haar private lease-auto te kopen. „Dan is mijn spaarrekening weliswaar leeg, maar sta ik niet meer geregistreerd bij het BKR. Dan kan ik misschien ooit weer meer hypotheek krijgen.”

Tot die tijd blijft het zoeken naar een betaalbare huurwoning. „Ik sta ingeschreven op Woningnet, bij allerlei nieuwbouwprojecten en reageer me suf. Twee weken geleden kwam er voor het eerst sinds tijden weer een leuke advertentie voorbij: een appartement, dichtbij mijn werk, voor 850 euro per maand.”

Helaas voor Dek waren er binnen een dag nog zeventig aanmeldingen en kreeg ze de woning niet. „Het is frustrerend, maar ik weet dat ik niet de enige ben.”
Bron: NRC 7 december 2021